Midnight in Paris (2011)
Ik weet niet of ik het Woody Allens beste film van de laatste tien jaar durf te noemen, maar Midnight in Paris is zeker de meest vermakelijke. Daarnaast was het een verfrissende keuze om Owen Wilson de token Woody-rol te laten spelen. Want als Allen niet zelf (één van) de hoofdrol(len) in z’n film speelt, dan laat hij een andere acteur zijn rol spelen. Eerder deden o.a. Larry David (Whatever Works) en Josh Brolin (You Will Meet a Tall Dark Stranger) dat al, maar Wilson is echt een aangename en best onverwachte keuze. Hij combineert enthousiasme, naïviteit, onbeholpen lompheid en een romantische inborst op een tragi-komische manier, en dat met het uiterlijk van een surf dude uit Venice Beach.
En dan nu een waarschuwing: ik weet niet of ik de volgende alinea’s kan schrijven zonder iets weg te geven dat je vooraf mogelijk niet wilt weten. Ik zal me trachten in te houden, maar ik waarschuw je alvast…
Het verhaal: Gil Pender (Wilson) is een scenarioschrijver die nu wel eens een échte roman wil schrijven. Hij is niet zo enthousiast over z’n goedbetaalde Hollywoodbaan als z’n toekomstige vrouw Inez (Rachel McAdams) dat is, want zij is vooral geïnteresseerd om eenzelfde leven te gaan leiden als haar nogal conservatieve ouders. Inez’ vader moest – met tegenzin – voor zaken in Parijs zijn, dus vrouw, dochter en schoonzoon-in-spé liften lekker mee op kosten van de zaak. Natuurlijk kan Gil het niet zo goed vinden met de Republikeinse vader van z’n vriendin, en eigenlijk is dat hele gezin meer in Parijs om te winkelen dan om iets van de sfeer van de stad te proeven. Gil is echter een romanticus, en als hij ’s nachts een keer in z’n eentje half-dronken op een trap zit te rusten slaat de klok twaalf keer. Het is inderdaad middernacht in Parijs. Dan verschijnt er ineens een klassieke Peugeot, waarvan de passagiers zo vriendelijk zijn om Gil uit te nodigen mee te gaan naar ’n feestje. En voordat hij het weet is hij ineens terechtgekomen in de wereld van Picasso, F. Scott Fitzgerald, Hemingway, Cole Porter, Luis Buñuel en Salvador Dalí: het Parijs van de jaren 20. “What what whaaaaaaaaaaat the F…?”, hoor ik je denken.
Inderdaad, de Peugeot is een tijdreismachine waar professor Barabas jaloers op zou zijn, en Gil bevindt zich ineens in de wereld van z’n dromen: ’the golden age’, waarin al z’n grote helden leven. En daarmee komt hij dus precies terecht in de periode waarvan Gil denkt dat de wereld toen leuker en beter was, en waar z’n verloofde vooral gekscherend en ongeïnteresseerd over doet.
Ik zal niet verklappen wat de ‘boodschap’ van Allen is, want die ligt er deze keer duidelijk bovenop. Het feit dat ik er op dit moment in de recensie over begin zal je wel al iets doen vermoeden, neem ik aan… En doordat de boodschap zo duidelijk is vroeg ik me zelfs even af of ik een mogelijk diepere laag miste, maar daar ben ik eigenlijk geen enkele seconde naar op zoek geweest, want ik had het al druk genoeg met mezelf te vermaken. Want Allen heeft een erg grappig scenario weten te schrijven, waarin hij z’n bewondering voor zijn eigen grote helden combineert met niet alleen deze nogal heldere boodschap, maar ook met z’n grote liefde voor de stad Parijs. Want waar hij eerder een film maakte waar de VVV van Barcelona erg blij mee zal zijn geweest (Vicky Cristina Barcelona), daar zou Charles de Gaulle (het vliegveld) het wel eens drukker kunnen gaan krijgen doordat mensen extra enthousiast worden over Parijs n.a.v. het zien van deze film.
Nu schiet me trouwens wel een leuke kritiek op Allen te binnen, die ik laatst ergens las. Woody lijkt namelijk vooral geïnteresseerd in het leven in een grote stad. Logisch als je z’n achtergrond kent, maar de manier waarop hij hier de ouders van Inez als vrij ééndimensionale conservatieven neerzet, deed die recensent denken hoe groot de uitdaging voor Allen zou zijn om eens een film als Vicky Cristina Omaha (of een andere ‘nietszeggende’ Amerikaanse bible belt-stad) te maken. Maar dat even terzijde…
De mensen die Gil in de jaren 20-setting ontmoet zijn natuurlijk ontzettend interessant, waarbij vooral de übermacho Hemingway en de rare Salvador Dalí eruit springen. Adrien Brody moet zich wel gruwelijk vermaakt hebben in deze rol…
Natuurlijk zijn de scènes met Luis Buñuel ook erg interessant voor een filmofiel, maar helaas heb ik te weinig (lees: “nog niets”) van hem gezien om die specifieke grap te kunnen duiden. De film zal sowieso extra aantrekkingskracht hebben als je iets van kunstgeschiedenis hebt gehad, want natuurlijk kende ik alle namen wel, maar ik wist niet van iedereen waar ze ‘groot’ door zijn geworden. Maar die kennis is zeker niet noodzakelijk om keihard van deze film te kunnen genieten, want de film bevat ontzettend veel (intelligente) grappen. Dat had ik al gehoopt, en aan het begin van de film vroeg ik me dan ook af wat dat groepje 14-15-jarige opgeschoten jochies in de rij voor me bij deze film deden. Ze waren de eerste helft van de film ook iets te luidruchtig aanwezig, maar daar had ik de tweede helft geen last meer van, want toen waren ze vertrokken…
Midnight in Paris is dus een Woody Allen-film. Nu schrikt dat nog altijd mensen af, en ik geef ook toe dat ik vroeger ook helemaal niet van zijn films hield. Nu is dat inmiddels totaal anders, maar ik begrijp de weerzin nog wel wat. Laat ik dan nog een veer in deze film steken door te zeggen dat dit misschien niet enkel de meest vermakelijke Woody-film van de laatste tien jaar is, maar misschien ook wel z’n meest toegankelijke. Dus laat je niet weerhouden door je weerzin tegen hem of zijn films. Als je echter weerzin voelt tegen een intelligentere komedie, dan raad ik het eveneens vermakelijke maar zeer luchtige Horrible Bosses of de stoner-komedie Your Highness aan ;).