The Woman in Black (2012)
Wat zullen ze op de set vaak gegrapt hebben over hoe handig dat toverstokje, dat Daniel Radcliffe in de Harry Potter-films gebruikte, in deze film zou zijn geweest. Deuren die niet open gaan: openus deuropenus. Geesten die het aardse bestaan niet los willen laten: latus lossus. Geesten die zonder logische reden wraak willen nemen op jonge kinderen: effectus verhogenus…
Maar niets van dat, en met deze flauwe introductie doe ik The Woman in Black eigenlijk ook wel wat tekort, want het is wel degelijk een vrij klassieke en spooky horror-thriller, en Radcliffe staat behoorlijk ver van z’n Harry Potter-karakter af. Toch heb ik ’t gevoel dat ik weer té kritisch ben, want ik miste nogal wat logica (?).
Nee, ik zal niet hard gaan zeiken hoor. De film bevat namelijk zoveel schrikmomenten dat ik meerdere keren m’n ogen op een ‘snelle-dichtknijp-stand’ had staan. Ik trek zo’n films namelijk helemaal niet, alhoewel ik een film als The Others bijvoorbeeld wel echt geweldig vond. The Woman in Black is – ondanks de afwezigheid van het gebruikelijke martelen in de meeste hedendaagse horror – wel degelijk gemaakt voor ’n 2010’ers publiek. Zo werken de bombastische sound effects een paar keer geweldig, maar worden ze niet karig ingezet. Daarentegen bevat de film zo’n creepy sfeer dat de hele bioscoopzaal opvallend rumoerig was. Als in: veel mensen gingen maar wat laconiek en fluisterend kletsen om de spanning af en toe te breken, en dat is natuurlijk een groot compliment voor een film. Ik vond vooral het misvormde en/of gebroken opwindspeelgoed naargeestig, om even een bruggetje te maken…
Want inderdaad: de vrouw in het zwart uit de ietwat inspiratieloze titel is namelijk de geest van de moeder die rond het huis rondwaart waar haar zus ooit haar zoontje opvoedde met haar man. Het rijke stel vond namelijk dat de vrouw in ’t zwart niet capabel was; ze was in het aardse leven schijnbaar ook al labiel. En bij haar overgang naar het geest worden is die labiliteit alleen maar verergerd, zo lijkt het. Want waar haar motivatie om pissed te zijn duidelijk wordt neergezet, snap ik eigenlijk niet waarom ze haar wraakgevoelens op denkt te kunnen lossen met het doden van jonge kinderen in het naburige dorp. Dat levert natuurlijk wel een klassieke horrorsituatie op, waarbij de mensen in het dorp de komst van een vreemdeling met argusogen bekijken…
En die vreemdeling is hoofdrolspeler Arthur Kipps (Radcliffe). Hij heeft bij de geboorte van z’n zoon (die inmiddels vier is) z’n vrouw verloren en is dat nog altijd niet te boven. Z’n werk lijdt eronder, en hij krijgt van z’n baas één laatste kans: het testament vinden van een nogal teruggetrokken vrouw. Deze vrouw leefde in het huis waar ik het hiervoor over had. En dat huis is de eigenlijke hoofdrolspeler van de film, want het is lang geleden dat ik zo’n eng huis in ’n film zag.
Maar Arthur moet dus in het huis op zoek naar documenten, waarna z’n advocatenkantoor de verkoop van het gebouw kan regelen. Zo gezegd, maar natuurlijk niet zo gedaan, want Arthur moet hiervoor z’n zoontje achterlaten en naar het noorden van Engeland afreizen. In het kleine dorp aangekomen wil niemand ‘m helpen, en naarmate de film vordert kun je je af gaan vragen waarom ze ‘m niet met wat hardere hand tegen hebben gehouden. Ik weet het wel, want als ze dat hadden gedaan had je geen eng verhaal kunnen vertellen, dus die vraag mag je je als kijker eigenlijk niet stellen.
En zoals je allang gemerkt hebt: ik heb mezelf tijdens deze film wel meer vragen gesteld die je jezelf eigenlijk niet moet stellen als je gewoon lekker wilt genieten van zo’n film. Daarom haalt deze film – ondanks de zeer goed neergezette sfeer – het zeker niet bij een film als The Others. Bij de beste films in dit genre komen dit soort vragen niet in je op, juist omdat de film een (eigen) logica heeft die klopt. De opgeroepen vragen tonen dat die logica hier niet altijd aanwezig is.
Daarbij was ’t einde van regisseur James Watkins’ vorige film (Eden Lake) ook een stuk geslaagder, if you ask me…