Kong: Skull Island (2017)
Net voordat de IMAX 3D-versie van Kong: Skull Island begon appte ik nog nog naar een vriendin: “Ik ga een heerlijk slechte/foute film kijken.” Toen de film na een voor fans ontzettend interessante after-the-credits-scène geëindigd was, moest ik dat echter ook direct opvolgen met “Sow, die viel ontzettend mee zeg..! Goed vermakelijk zelfs!” En nu, een dag later, voelt ie eigenlijk aan als een mix van een guilty pleasure en een heerlijke verrassing van de maker van het erg fijne The Kings of Summer, onder andere geschreven door de regisseur/scenarist van Nightcrawler en schrijver van The Bourne Legacy, met onverwacht veel sneren naar de welbekende Amerikaanse oorlogsretoriek. Iets wat volledig samenkomt in Samuel L. Jacksons karakter, of zoals karakteracteur Shea Whigham het verwoordt: “When you start looking for an enemy, you’ll always find one…”
Het verhaal
Na de openingsscène, waarin je direct de immense grootte van Kong in deze film ziet en ook een erg leuk karakter geïntroduceerd wordt, zien we hoe ‘wetenschapper’ Bill Randa (John Goodman) in 1973, aan het einde van de Vietnamoorlog, uit een taxi voor het Amerikaanse congres stapt en de woorden “Mark my words, there’ll never be a more screwed-up time in Washington!” bezigt. Zeker niet de enige stevige knipoog met bijbehorende elleboogpor in je ribben in de film inzake de huidige nogal f-ed up tijd, en ook niet zo scherp als in The Rum Diary, maar dat zet (een deel van) de toon wel een beetje. Randa wil van een congreslid (Richard Jenkins) namelijk toestemming om een onbekend eiland in de Stille Zuidzee te gaan verkennen, vanwege z’n vorm ‘Schedeleiland’ gedoopt. Uiteindelijk lukt dat ook, en aangezien de troepen in Vietnam net de opdracht hebben gekregen zich terug te trekken, lukt het hem zelfs om een militaire escorte te krijgen. Helikopterbataljonleider Packard (Jackson) accepteert het bevel graag, want hij heeft nogal wat onbevredigde gevoelens overgehouden aan z’n tijd in Vietnam. Gooi daar de voormalig SAS-agent en spoorzoeker James Conrad (Tom Hiddleston) en de zeer mooie en stoere (anti-)oorlogsfotografe Mason Weaver (Brie Larson) bij, en je hebt een aardig mix aan karakters bij elkaar.
Aangekomen op het eiland worden er ‘seismologische bommen’ gedropt, en dat maakt onze mega-aap nogal pissig natuurlijk. Voordat ze het weten worden de helikopters als weerloze vliegen uit de lucht geslagen en vinden onze vrienden zich nogal verspreid over het eiland terug. Omdat ze binnen drie dagen aan de noordkant moeten zijn om weer opgepikt te kunnen worden gaan ze allen op pad, nog niet wetende dat het eiland meer geheimen herbergt dan enkel die grote aap. En dan blijkt Kong zeker niet hun grootste vijand, en mogelijk is de grootste vijand ook helemaal niet één van die ontzettend groot uitgevallen monsters…
Classic Kong?
Mogelijk werkt deze film wel boven verwachting goed doordat ze Kong niet mee hoeven te nemen naar ‘onze’ wereld, waardoor ik in elk geval heel makkelijk m’n ‘disbelief‘ kon ‘suspenden‘. Want als je eenmaal meegaat in de quatsch van het verhaal, dan zit daar dus zeker een vrij scherpe aanklacht tegen de military industrial complex in, die overval vijanden ziet/creëert/moet zien om zo hun wapentuig te kunnen gebruiken/verkopen. Dat voelt een beetje ‘klassiek’ aan (alhoewel nog net zo urgent natuurlijk), zoals zulke monsterfilms vrij vaak een duidelijke politieke boodschap hadden. Dus dat het dan ook best opzichtig gebeurt (goede muziekkeuze bij het loslaten van die bommen ook: Paranoid, van Black Sabbath), vind ik achteraf ook helemaal niet zo erg. En ook Kongs connectie met Mason deed me denken aan die allereerste King Kong uit 1933, over hoe in een wereld waarin mannen keihard hun wil op willen leggen, vrouwen de onschuld en ‘waarheid’ zien? Er zit zelfs een mooie ‘meisje in vuist’-scène in, terwijl ik nog helemaal vergat te vertellen dat – ondanks het tonen van Kong in de eerste scène – het best lang duurt voordat het spektakel daadwerkelijk begint. Als in: de opbouw klopt ook wel…
Cast & crew
De leukste rol in de film heeft John C. Reilly, die af en toe fijne psycho-opmerkingen plaatst met de grootste glimlach: de juiste relativering voor de spanning waarin onze helden zich bevinden. Hiddleston herken je mogelijk van z’n Loki-rol in Thor en The Avengers-films, maar hier zit ie aan de goede kant van het morele spectrum. Als tough guy van het groepje komt ie goed over, zeker omdat ie z’n onverschilligheid langzaam laat varen. Brie Larson is echt een prachtige vrouw, en al hoeft ze hier natuurlijk lang niet zo hard haar best te doen als in haar Oscarwinnende rol in Room, de combinatie van stoer- en zorgzaamheid kun je met wat goede wil wel uit die film herkennen. Samuel L. Jackson zet z’n rol vrij eendimensionaal neer, maar meer dan dat past ook niet echt in die rol. Verder zul je veel gezichten wel herkennen in de kleinere rollen, zoals eerdergenoemde Jenkins, maar ook Toby Kebbell, die momenteel ook in Gold te zien is in de bioscoop.
Regisseur Jordan Vogt-Roberts maakte hiervoor dus het heerlijk avontuurlijke The Kings of Summer, over een paar jochies die vrij rebels een zomeravontuur beleven. Hier zijn de jochies vervangen door grote Hollywoodsterren, en ook al is daarvoor mogelijk een andere focus nodig als regisseur, ik merk dat hoe meer ik over deze film typ, des te enthousiaster ik word. Misschien komt dat ook wel door het vrij stevige schrijversteam achter de film. Zo schreef Dan Gilroy eerder dus ook het door hemzelf geregisseerde Nightcrawler, maar op z’n scenario-palmares staan – omgekeerd chronologisch – ook The Bourne Legacy, Real Steel, The Fall, Two for the Money, Chasers en Freejack. Inderdaad: z’n eerste films waren wat simpelere actiefilms, maar hij toont wel een stevig opgaande lijn. Al kun je de vermakelijke quatsch van Kong: Skull Island natuurlijk niet vergelijken met een pareltje als Nightcrawler. Gilroy werd bijgestaan door Max Borenstein, die mee schreef aan Godzilla uit 2014 (die ik niet heb gezien), en die ook al betrokken is bij twee nieuwe Godzilla-films, waaronder Godzilla vs. Kong, die over drie jaar gepland staat. Derek Connolly schreef mee aan Jurassic World (maar is Skull Island eigenlijk niet veel beter?) én Safety Not Guaranteed, die heerlijke American indie uit het Duplass-broers-universum. Degene die enkel een story-credit kreeg is de Oscargenomineerde John Gatins (voor Flight), die met Gilroy ook al aan Real Steel werkte. Inderdaad: niet de minste namen…
Final credits
Ja, ik ben nu nog enthousiaster als toen ik de bioscoop uit liep, iets wat voor jouw beleving mogelijk wat gevaarlijk is, want ik weet niet of deze film met hogere verwachtingen ook zo leuk zou zijn geweest. De echte fans blijven natuurlijk zitten voor de scène na de aftiteling, die met een door Deadpool-van-Ferris-Bueller-gejatte-kwinkslag lijkt te beginnen (“Still sitting there in the dark?“), en waarin naast een volgende Godzilla-film ook nog een paar andere monsterfilms lijken te worden aangekondigd.
En ik moet eerlijk zijn: dit soort monsterfilms vind ik dus misschien wel een stuk vermakelijker dan ik vooraf dacht. Of was ie ook gewoon ‘goed’..?