The Trip (2010)
Micheal Winterbottom laat zich niet beperken tot één of enkele genres. Waar hij een jaar geleden nog imponeerde met een film op basis van een schijnbaar onverfilmbaar boek (The Killer Inside Me), eerder de Manchester-muziekscene op geweldige wijze toonde (24 Hour Party People), maar tussendoor ook z’n maatschappelijke betrokkenheid liet zien met documentaires als In This World, The Road to Guantanamo en The Shock Doctrine, daar komt ie nu met The Trip, een film die de grens van fictie en documentaire laat vervagen. Maar die het ook vooral moet hebben van de imitaties die Steve Coogan en Bob Brydon van andere bekende acteurs maken. En dat is af en toe geweldig leuk, maar alleen dat is niet genoeg voor een goede film…
En natuurlijk is dat ook niet het enige dat gebeurt in deze film. Zo begint The Trip vrij subtiel hilarisch, als we Coogan z’n concullega Brydon telefonisch horen uitnodigen voor een recensie-tour langs restaurants in Noord-Engeland, omdat z’n vriendin niet wil, en hij ook al nul op het request heeft gekregen van anderen. Of dat waar is weet ik niet, maar wat Coogan zeker niet wil is toegeven dat hij alleen is en iemand als gezelschap mee wil nemen, want dan zou hij zich ‘gewonnen’ geven, en dat past natuurlijk niet bij zo’n grote ster als Coogan…
De film bevat zeker een aantal momenten van zelfkritiek, die je ook wel wat mee laten voelen met vooral Coogan. Zeker de scène waarin Brydon vraagt of Coogan hypothetisch ’n Oscar zou laten schieten als hij daarmee een blindedarmontsteking van z’n zoon zou voorkomen is heerlijk oprecht en zelfbewust, en toen moest ik ook meteen even aan Coogans bijdrage aan Jarmush’ Coffee & Cigarettes denken (“Can I say ‘no’?”). Of de scènes waarin hij eerlijk toegeeft dat Michael Sheen alle rollen voor z’n neus wegkaapt, of waarin we voelen hoe zijn relatie op de klippen aan het kapotslaan is, en dat hij er eigenlijk niks aan kan doen. Want uiteindelijk blijkt vooral Coogans ego hem in de weg te zitten…
Okay, nu ga ik misschien weer wat teveel op zoek naar diepgang, want The Trip is vooral een impressions reel van vooral Brydon. De ‘Michael Caine-imitatie-wedstrijd‘ was al een hit op YouTube, en terecht. Maar daarnaast doet Brydon ook Richard Burton (mij net te onbekend om te beoordelen), Sean Connery (vrij goed), Al Pacino (mwah), Woody Allen (geweldig) en nog veel meer. Vooral voor filmfreaks (en fans van Brydon) erg leuk, maar ik betwijfel hoeveel mensen dit als film van ruim 1 uur en 40 minuten zullen trekken. Daarvoor zijn de zelfreflectieve momenten naar mijn mening net iets teveel ondergesneeuwd onder het elkaar beconcurreren met ‘leuk willen doen’.
Na drie kwartier vroeg ik me al even af hoe lang de film nog zou gaan duren, en of er meer dan het simpele verhaaltje – over twee vrienden/collega’s/concurrenten die samen restaurants bezoeken om daar recensies over te gaan schrijven – plaats zou gaan vinden. Maar dan doen ze in de auto ineens een geweldige Billy Connolly-imitatie, waar ik weer hard om moest lachen. Ik weet echter ook dat lang niet iedereen Connolly zal kennen, dus of dat voor iedereen werkt betwijfel ik. Maar wat wel opvalt, is dat Coogan – ondanks de testosterone filled pissing contest tussen de mannen – z’n ‘muurtje’ toch wel wat laat afbreken…
Toch had ik na ongeveer 70 minuten weer zo’n onrustig en ietsjes verveeld gevoel. Maar ondanks dat ik dus twee momenten had dat ik ’t net iets te langdradig vond worden, voelde ik op het einde toch ook een lichte teleurstelling toen ik het einde van de film voelde naderen. En misschien is dat eigenlijk best knap, dat de film ’t gevoel oproept (bij mij althans), alsof je met twee geweldig grappige vrienden op een korte vakantie bent geweest. De vakantie zelf was wat saai en voelde ’n beetje als een ‘sociale verplichting’, maar ik zou het gezelschap wel eens kunnen gaan missen.