Bobby Fischer Against the World (2011)
Een documentaire over het leven van schaaklegende Bobby Fischer maken die niet indrukwekkend is lijkt me vrij lastig, want wát een interessant onderwerp voor een film is hij. Niets ten nadele overigens van regisseuse Liz Garbus, die in 1999 al een Oscarnominatie in de wacht sleepte voor een documentaire over de Amerikaanse Angola-gevangenis. Deze keer zal ze echter geen nominatie ontvangen, en de enige reden daarvoor is dat dit een HBO- en dus TV-documentaire was, waardoor de film niet eligible is. Alhoewel Fischer in Amerika natuurlijk ook nogal controversieel was (en is)…
Bobby Fischer is volgens velen (en zeker volgens makers van deze docu) veruit de beste schaker die ooit geleefd heeft. Dat hij daarnaast eindigde als paranoïde kluizenaar die als ‘politiek asielzoeker’ in IJsland terechtkwam (nadat hij o.a. de VS op de radio had uitgelachen na 9-11), dat is misschien wel de andere kant van dezelfde medaille. Want de documentaire geeft genoeg informatie wat kán verklaren waarom hij zo ‘sociaal ongepast’ door ’t leven ging. In feite was de reden voor Fischer om zo succesvol te kunnen worden als schaker dezelfde reden waarom hij na z’n schaakcarrière zo doorsloeg in complottheorieën e.d.
Op zesjarige leeftijd leerde Fischer schaken, en nog geen jaar later wist hij dat hij de beste van de wereld wilde worden. Z’n moeder, een fervent politiek activiste die haar ‘cause’ belangrijk vond dan het opvoeden van Bobby en z’n zusje, hield Bobby lang voor dat z’n schijnbare vader niet meer in de picture was. Dat bleek achteraf niet echt ’t geval, maar z’n eenzaamheid zorgde er wel voor dat hij zich volledig toelegde op ’t schaken. Al z’n vrije tijd ging zitten in ’t bestuderen van openingen, tactieken, matches, etc. Met een zeer hoog – van z’n moeder gekregen – IQ beet hij zich vast in het spel dat hem wereldfaam zou brengen. Het dubbele was dat juist door deze manier van opgroeien Bobby nooit leerde hoe om te gaan met mensen om ‘m heen, en na het winnen van de match van z’n leven was hij letterlijk één van de bekendste personen op aarde, van wie iedereen natuurlijk iets wilde. Dat hij daar sociaal ongemakkelijk mee omging was dan ook niet zo raar…
De match van z’n leven is de wereldberoemde tweekamp tegen toenmalig wereldkampioen Boris Spassky uit de USSR in 1972. In de hoogtijdagen van de Koude Oorlog werd de match ook aangegrepen als een strijd tussen de individuele strijder uit het Westen tegen de georganiseerde en in de watten gelegde kampioen uit de Sovjet-Unie. Maar om de zaak nog wat complexer te maken, werd z’n moeder vaak juist als communist betiteld vanwege haar politieke activisme, o.a. tegen de oorlog in Vietnam.
De opbouw naar die tweekamp in Reykjavik zou een thriller genoemd worden als het niet waargebeurd was. Fischer huurde een Olympische coach in om ook fysiek helemaal top te zijn, maar toen de strijd naderde bleef het angstvallig stil om hem. Wilde hij de strijd wel aangaan, was het puur een psychologisch spel om Spassky te verwarren, of waren er andere redenen waarom nationaal veiligheidsadviseur Kissinger zelfs werd ingeschakeld om Fischer alsnog op dat vliegtuig naar IJsland te krijgen?
Over het verloop van de match zal ik ’t niet echt hebben, alleen dat Spassky na de zesde wedstrijd (het was een ‘best of 24’) ook opstond om te applaudisseren vanwege het ongelooflijke spel van Fischer. En ik ben een ‘sucker’ voor sportprestaties, want uitzonderlijke prestaties emotioneren mij op één of andere manier altijd gruwelijk.
Nadat hij dus de nieuwe wereldkampioen was geworden verdween Fischer echter lang uit ’t publieke leven, waarschijnlijk omdat hij niet om kon gaan met z’n wereldfaam. Hij stortte zich in de Church of God, maar rende daar weer net zo hard van weg. Langzaam begon z’n paranoïde schizofrenie steeds duidelijker te worden en de overhand te nemen in z’n leven. Hij werd een fervent antisemiet, ondanks z’n eigen Joodse afkomst. Eigenlijk kwam hij dus zowel letterlijk als figuurlijk in oorlog met zichzelf, wat uiteindelijk misschien zelfs z’n vroegtijdige sterven tot gevolg had.
De documentaire laat ontzettend veel mensen zien die dichtbij Fischer stonden en vermeldt ook hoe paranoïde-eigenschappen eigenlijk noodzakelijk zijn om een goed schaker te zijn. Je moet zoveel zetten van je tegenstander kunnen bedenken dat je hersenen bijna als een computer moeten kunnen werken. Dat je buiten het schaken om dan problemen krijgt, dat is eigenlijk logischer dan wanneer het niet zou gebeuren. Een mooie opmerking van één van de geïnterviewden luidt dat als je buitengewoon bent in een sport, dat je een held bent. Maar als je buitengewoon bent op andere vlakken, dan kan men dat ook als een ziekte interpreteren…
Door de documentaire kreeg ik bijna zin om ook te gaan schaken, alhoewel ik enkel weet hoe de stukken verplaatst mogen worden, meer niet. Mogelijk dat ik daarvoor het door Fischer geschreven Bobby Fischer teaches chess-boek ga kopen, maar niet voordat ik een einde maak aan deze recensie. Ik kan nog wel alinea’s doortypen, maar het beste wat jij nu kunt doen is deze documentaire kijken. Je krijgt namelijk een ontzettend gebalanceerde kijk in ’t leven van één van de opmerkelijkste ‘sporters’ van de afgelopen eeuw, die in z’n leven vooral écht menselijk contact miste en zelf ook iedereen om ‘m heen afschrok met z’n rare fratsen. En mede daarom zijn z’n schijnbaar laatste woorden op z’n sterfbed zo treffend, en deden ze me aan het einde van Into the Wild denken…