Dolor y gloria (a.k.a. Pain and Glory – 2019)
Direct na afloop typte ik: “Is dit niet ‘gewoon’ Almodóvars Roma?“, waarbij ik wel iets van frictie voelde, omdat dat mogelijk wat zeurderig klinkt. Misschien doet “Roma meets Cinema Paradiso” deze film – met een schitterende Antonio Banderas in z’n moerstaal – beter eer aan. Al moet ik bij die initiële vergelijking wel melden, dat ik van Iñárritu’s ode aan de vrouwen in z’n leven wel meer onder de indruk was, dan van Almodóvars meer flamboyante terugblik op zijn leven..?
Want dat dit behoorlijk autobiografisch is, dat is toch evident?
Het verhaal
In het openingsschot zien we Salvador (Banderas) met een groot litteken op z’n borst z’n adem inhouden onder water. Eenmaal boven blijkt hij aan nogal wat ouderdomskwaaltjes te lijden, maar wat mogelijk nog erger is: door angstaanvallen maakt hij ook geen kunst meer. Hij leeft teruggetrokken in z’n museale woning (vol objecten uit z’n carrière als gevierd filmmaker), en in flashbacks zien we hoe z’n moeder (Penélope Cruz) en andere vrouwen z’n jeugd mede vormden.
In die flashbacks wordt meer duidelijk over Salvadors ontwikkeling tot kunstenaar, van de ontdekking dat hij graag les en sturing (lees: regie) gaf, tot het besef dat hij z’n lijden (vanwege o.a. z’n initieel onderdrukte homoseksuele gevoelens?) wel degelijk om kon zetten in expressieve kunst. In het heden worstelt Salvador eigenlijk met een reünie van z’n meest succesvolle film, waarvoor hij weer contact moet zoeken met de hoofdrolspeler uit die film, die hij al 30 jaar niet gesproken heeft. Het leven heeft de mannen echter ook wijzer/grijzer gemaakt, en via Alberto (Asier Etxeandia) komt ie ook in contact met een nogal rigoureus medicijn tegen al z’n kwaaltjes.
Zelfbevlekking?
Ik zag deze film enkele weken geleden in een sneak preview. Ik vond het overigens apart, dat er best veel mensen nog echt verrast leken aan het eind, toen bleek hoe autobiografisch alles scheen te zijn. In mijn hoofd was dat al vrij snel duidelijk, al kwam ik er daardoor ook achter, dat ik helemaal niet zoveel wist over Pedro Almodóvar. Nu vind ik het niet heel erg dat mijn ‘gaydar’ (een nogal lomp woord voor het ‘herkennen’ van homoseksualiteit…) behoorlijk onderontwikkeld is, maar ik wist dus helemaal niet dat Almodóvar homoseksueel is. Al wordt daar vrij ‘vloeiend’ mee omgegaan hoor, ook door de mannen in zijn leven. Maar het is wel mooi om te zien, hoe hij hier deels mee worstelde (wilde z’n moeder hem daarom naar het seminarie sturen om priester te worden, of had dat echt een financiële afweging?), maar ook hoe hij dit uiteindelijk ten volle in heeft gezet in z’n kunst. Want inderdaad: zijn films zitten vól met flamboyance, kleur, prachtige maar ‘objectificatieloze’ eerbetonen aan de vrouwen in z’n leven en de strijd tussen (Spaans-katholieke) dogma’s en ‘vrije geesten’.
Dat de titel dan licht zelfbevlekkend over komt – de kunstenaar die pijn omzet in glorie – dat kan ook te maken hebben met de aanwezigheid van m’n eigen ego. Want in feite is dat natuurlijk de mooiste definitie van kunst: iets dat ‘wringt’ uiten in een vorm die de wereld verrijkt. Maar hier zegt ie het dus wel over z’n eigen carrière/kunst, dus dat triggert dan wel iets. Aan de andere kant: het is ook gewoon eerlijk, net zoals het vrij en goed terloops neerzetten van z’n nieuwe verslaving…
Cast
In Hollywood is Banderas altijd vrij plat neergezet als stoere Spanjaard of Mexicaan (Zorro, anyone?). Ik kan me uit z’n Amerikaanse films dan ook weinig risicovolle rollen herinneren. Gelukkig zijn Europse films over het algemeen wat minder bekrompen, en in de handen van Almodóvar is hij helemaal ‘vrij’ in z’n rol. En dan kan hij dus iets laten zien, dat we niet vaak van hem zien. En daarin excelleert hij zo stevig, dat hij op het filmfestival in Cannes de prijs voor Beste Acteur won! Penélope Cruz is ook ontzettend goed, waarbij ik ook moet erkennen dat ik wat lastig langs haar schoonheid heen kan kijken. Laat ik daarvoor nogmaals Dennis Hoppers herkenbare quote uit Elegy aanhalen: “But we never actually see the person. We see the beautiful shell. We’re blocked by the beauty barrier. Yeah, we’re so dazzled by the outside that we never make it inside.” Toevallig is de aanleiding voor die quote een andere rol van Cruz, die in Amerikaanse films nog oppervlakkiger is gebruikt dan Banderas natuurlijk. Maar ook zij mag schitteren in films van Almodóvar, waarbij ik nog altijd als eerste aan Todo sobre mi madre moet denken.
Naast Banderas won Alberto – Tinker Tailor Soldier Spy – Iglesias in Cannes de prijs voor Beste Composer, terwijl Almodóvar zelf genomineerd werd voor zowel de Palme d’Or (die ging uiteindelijk naar Joon-ho Bongs Parasite) als de Queer Palm.
Final credits
Al hoef ik fans van Almodóvar waarschijnlijk helemaal niet over te halen om deze film te gaan zien. Misschien is dit wel de ‘makkelijkste’ film om hen aan te raden, want de film heeft wel echt mijn beeld van hem verrijkt. Ik vond het overigens wel opvallend dat deze film in een sneak preview van een commerciële bioscoop draaide, want (helaas) draaien niet-Amerikaanse drama’s enkel in filmhuizen (moet nog altijd gniffelen bij de herinnering aan een klant bij de videotheek, die ooit zei: “Ik hoef zo’n buitenlandse film niet te zien hoor!“, waarmee hij letterlijk bedoelde: “Ik wil enkel Hollywoodfilms zien!“; vraag me nog altijd af hoe hij Nederlandse films noemt, die hij natuurlijk ook nooit keek).
Yes, mooie film, en inderdaad een mooie mix van Roma en Cinema Paradiso (typte Filmofiel licht zelfbevlekkend ;)).