Train to Busan Presents: Peninsula (2020)
Beter bekend als Train to Busan 2 of gewoon Peninsula, is Train to Busan Presents: Peninsula het (logische?) vervolg op de grote Koreaanse ‘snelle-zombies’-hit Train to Busan uit 2016. Qua vermaak een stuk ‘slicker’ dan het origineel, qua originaliteit en vooral motivaties een stuk minder, maar de heerlijke over-the-top-fake-maar-vette autoraces (met CGI als in de allerbeste games) maken dat weer grotendeels goed. Met andere woorden: ik vermaakte me meer dan verwacht met deze film, die je het beste kunt samenvatten als lekkere actiehorror. Waarbij ik merkte dat ik m’n ongeloof zo makkelijk los had gelaten, dat ik om een mega-corny ‘boodschap’ aan het einde zelfs kon glimlachen…
Het verhaal
Het is vier jaar nadat marineofficier Jung Seok (Dong-won Gang) de horror van de zombieuitbraak van het eerste deel wist te ontvluchten. In z’n vlucht wist hij z’n oudere zus, haar man en zoontje te redden, al wordt hij nog altijd getormenteerd door een gezinnetje dat smeekte meegenomen te worden, en waar ze geen plek voor hadden. Vier jaar later zijn enkel Jung Seok en z’n zwager Chul Min (Do-Yoon – The Wailing – Kim) nog in leven, maar als Koreaanse vluchtelingen in Hong Kong worden ze continu beschimpt. Dat ze niet helemaal happy zijn met hun situatie, dat biedt een opportunistische (Amerikaanse?) ‘boss‘ de kans hen te verleiden voor zijn plan: het ophalen van een vrachtwagen waarmee geplunderd goud en geld vervoerd werd in havenstad Incheon. Chul Min is direct overtuigd, en even later voelt ook Jung Seok dat hij terug ‘moet’ naar het Koreaanse schiereiland…
Met nog twee onbekende Zuid-Koreanen worden ze met een bootje gedropt, en eenmaal in de haven begint het grote zoeken. Ze weten al snel een auto te hot wiren, en na wat eerste onheilspellende geluidseffecten weten ze de vrachtwagen, mét inhoud, te lokaliseren. Als kijker weten wij dan al dat ze stiekem in de gaten gehouden worden, maar daar hebben onze helden geen tijd voor. De eerste zombies komen er namelijk aan gesneld, en het lukt ze maar net om te ontkomen. Op de weg richting haven worden ze echter in een hinderlaag gelokt door de zogenaamde Unit 631; een voormalig militaire eenheid die de uitzichtloosheid van de zombie-uitbraak al snel inzag en als soort Mad Max-bad guys de macht overnamen. Maar dan ineens verschijnt autocoureur Jooni (Lee Re) en haar zusje Yu Jin (Lee Ye-Won), die Jung Seok weten te ontzetten en hem naar hun veilige huis brengen. En daar herkent hij iemand…
Motivatie-zoektocht…
De reden dat het eerste deel zo goed werkte, was dat het hoofdkarakter een ontzettend herkenbaar/menselijk motief had om er alles aan te doen om te overleven. Iets dat in dit tweede deel vrijwel volledig ontbreekt. Althans: zeker in de eerste helft van de film. En dan voel je dus eigenlijk aan alles: deze film is 100% gemaakt met het doel te vermaken, dus verwacht niet dat je ook emotioneel keihard/intens meegenomen wordt in het verhaal. Iets dat naarmate de film vordert wel wat verbetert (Jung Seoks schuldgevoel wordt zelfs letterlijk besproken), maar daarin heeft Train to Busan 2 een probleem dat in zeer veel commerciële producties het geval is. En zoals in vrijwel alle Hollywood-voorgangers, wordt dat gemis aan meeleefbare karakters gecompenseerd met ‘vetheid’. Een nogal oppervlakkige shock & awe-techniek, al werkte die hier voor mij best aardig. Vooral de autorace- en zombie-plat-driften-scènes zijn heerlijk energiek, aangevuld met de schattige hardheid van de jonge Yu Jin (en haar radiografisch bestuurbare roze afleidingsautootjes).
Daarnaast neigen emotionele scènes in Aziatische films nogal eens naar mega-over-the-top drama, maar dat gebeurt hier niet bij alle dramatische scènes. Wat me bij deze scènes vooral opviel, was hoeveel tijd ze die in de uiteindelijke edit hebben gegeven. Want waar de actiescènes ontzettend hip/snel geknipt zijn, lijken de dramatische scènes juist wat uitgerekt. Mogelijk doordat de makers tijdens de montage ook merkten dat de dramatische motivaties ietwat onderontwikkeld waren, en dat ze dit hiermee dachten te compenseren?
Crew & cast
Regisseur Yeon Sang-ho brak nogal hard door met het eerste deel, en is ook verantwoordelijk voor dit tweede deel. Yong-jae Ryu heeft het coscenaristenstokje overgenomen van Park Joo-Suk, maar beide scenaristen vallen niet op vanwege hun lange filmografie. Vergelijkingsmateriaal is er dus niet, dus dan valt er ook weinig te duiden. Dat dit tweede deel een stuk minder menselijkheid/diepgang heeft, dat zou kunnen betekenen dat Ryu een veel mindere schrijver dan Joo-Suk is (al schreef regisseur Sang-ho dus aan beide scenario’s mee), maar ik denk dat het verschil in kwaliteit vooral de ‘schuld’ is van de producenten.
Door de verhaalopzet dacht ik even dat hoofdrolspeler Dong-won Gang ook in het eerste deel de hoofdrol speelde, maar dat bleek niet het geval. Gang is in elk geval zelf ook afkomstig uit Busan, en speelt z’n rol met het zelfvertrouwen dat je ook wel kunt verwachten met iemand met zo’n diverse filmografie. Maar mogelijk valt het spelen van een coole gast die nooit té emotioneel wordt al snel op in een Koreaanse film. Do-Yoon Kims rol is wat meer herkenbaar als emotioneel slachtoffer dat alles ondergaat zonder echt ‘in charge’ te zijn (zie je dat in Aziatische films meer dan in meer individualistisch georiënteerde westerse films?). En verder herinner ik me nu, dat buiten een enkele over-emotionele scène (waarin vooral Lee Ye-Won ‘los’ mag qua tranendal), de meeste acteurs niet echt over-the-top gaan. Buiten dan mogelijk sergeant Hwang, leider van Unit 631: Kim Min-Jae. Waarbij het me dit keer overigens opviel, dat de enkele scène waarin Engels gesproken wordt, het overduidelijke Koreaanse accent wel hoorbaar is, maar ik nergens die ‘lost in translation‘-tenenkromming voelde, die té aanwezig was in bijvoorbeeld Ip Man 4: The Finale (en zelfs lichtelijk in één korte scène in Spike Lee’s Da 5 Bloods).
Final credits
Weet je, als ik écht kritisch was geweest, dan zou ik nog kunnen zeuren over het enorme opportunisme van de meeste bijkarakters in de film. Dit opportunisme is nodig om de actiescènes zo vet te maken (omdat er daardoor veel mis gaat), maar het deed mij direct ook denken: “Hoe hebben die mensen het überhaupt vier jaar overleefd, als ze zo dom zijn..??”
Maar zoals je hierboven allang begrepen hebt: dit is geen film om héél kritisch naar te kijken. Bij het eerste deel ‘mocht’ dat wel, en dan werd je niet teleurgesteld. Zie dit tweede deel als een mogelijk financiële beloning voor de makers, want dat deze vooral als ‘product’ is gemaakt om geld mee te verdienen, dat zal ieder ietwat kritisch persoon wel opvallen. Maar weet je dit vooraf, waardoor je verwachtingen niet te hoog zijn, dan zul je waarschijnlijk net zo hard genieten als dat ik dat deed…