Two-Lane Blacktop (1971)
Wat is het toch heerlijk om nog genoeg (cult)klassiekers te kunnen ontdekken, zoals deze cross-country road movie Two-Lane Blacktop, met top-muzikanten James Taylor en Dennis – The Beach Boys – Wilson in twee van de vier (hoofd-)rollen. Rollen met heerlijk abstracte namen als The Driver en The Mechanic, aangevuld met The Girl en G.T.O.. Inderdaad: één karakter is gewoon vernoemd naar de tweede auto in deze film. En dan is die omgebouwde Chevrolet One-Fifty uit 1955 eigenlijk ook gewoon een karakter in het minimalistische maar ook metafoor-rijke verhaal…
Het verhaal
The Driver (Taylor) en The Mechanic (Wilson) lijken te leven in hun enorm opgevoerde Chevy, en verdienen hun geld met straatraces, voornamelijk tegen iets te arrogante kereltjes die vrij makkelijk op te fokken zijn. Niemand weet namelijk hoe focused vooral The Mechanic is in het volledig optimaliseren van die auto. Zo hebben ze zelfs de verwarming eruit gesloopt, om gewicht te besparen en daarmee nóg sneller te zijn. Bij elke stop wordt de motorkap omhoog gezet en wordt er wel weer iets versleuteld, en dat stopt totaal niet als er ineens een meisje – The Girl (Laurie Bird) – achterin de auto is gestapt bij een wegrestaurant.
De mannen vervolgen hun weg net zo stoïcijns als dat ze acteren, en praten eigenlijk alleen maar over auto’s – “You can never go fast enough” – en de techniek erachter. Ondertussen zijn ze al een paar keer een gele Pontiac GTO tegengekomen, en de opportunistische chauffeur (voor het gemak dus G.T.O. genoemd; gespeeld door Warren – The Wild Bunch, Badlands – Oates) daagt hen uit voor een race. Ze besluiten een wedstrijdje te gaan houden: wie het eerste in Washington D.C. is, die krijgt de pink slips (eigendomspapieren) van de ander. Met andere woorden: de winnaar krijgt de auto van de ander. En dan verwacht je, dat er zich een keihard race ontspint, maar ergens groeit er ook respect tussen de racers en lijkt die eindstreep steeds minder belangrijk te worden. Zelfs The Girl hopt van auto naar auto, totdat ze dat niet meer doet en de film ineens afgelopen is…
Minimalistische CLASSIC
Volgens mij is dit mijn eerste recensie (van de inmiddels ruim 1.500 op deze site…) waarin ik een kop deels in kapitalen typ. Mogelijk komt dat, doordat ik al te lang vooral of enkel ‘nieuwe’ films kijk, en ik eindelijk weer eens een film zie, die overal in het rijtje Easy Rider en Vanishing Point wordt geplaatst. Waarbij Easy Rider voor mij wel een veel duidelijkere maatschappijkritische boodschap had, terwijl Vanishing Point qua racen een stuk ‘cooler’ aanvoelt. Toen ik zojuist echter een artikel over Two-Lane Blacktop las, voelde ik ineens de grote Oscarwinnaar van afgelopen uitreiking opkomen als ‘vergelijking’: Nomadland. Thematisch gezien gaat die ook over ‘freedom on the road‘, al is Nomadland wel wat steviger gekoppeld aan die voor steeds meer gewone Amerikanen falende maatschappij. Two-Lane Blacktop hoort veel meer bij die rebellerende 70-ies, die in Easy Rider een stuk explicieter wordt getoond. Hier gaat het vooral over twee gasten die eigenlijk totaal buiten de ‘gewone maatschappij’ lijken te staan, en onderweg aardig wat archetypische karakters tegenkomen…
Cast & crew
Taylor werd overigens gecast, nadat regisseur Monte Hellman een muziek-billboard van hem zag ergens in Los Angeles. En juist door al dat stoïcijnse acteren, lijkt het ook alsof hij helemaal niet zoveel hoeft te spelen. Al voelde ik wel met hem mee hoor, toen hij stiekem toch wel gek leek te worden op ‘het meisje’. En ook Laurie Bird (die ‘The Girl’ speelt) heeft nogal een stevige ‘muziek-link’: zij was namelijk de vriendin van Art Garfunkel, toen ze op 25-jarige leeftijd zelfmoord pleegde (en Garfunkel inspireerde tot een hele dichtbundel over haar en haar dood). Terwijl ze daarvoor – op haar 21e, vier jaar na de opnames van deze film – een jaar getrouwd is geweest met Hellman zelf (die haar castte toen ze modellenwerk deed). Al is Bird zeker niet de enige getroebleerde artiest in deze film. Dennis Wilson was namelijk de wildste van die strandjongens – volgens de ‘legende’ werd hij op aandringen van moeder Wilson bij de band van broers Brian en Carl genomen, zodat ze hem uit de nesten konden houden – wiens drank- en drugsgebruik schijnbaar het eind van de band heeft veroorzaakt (toch Love & Mercy nog maar eens kijken, al kan ik me niet herinneren dat dit daarin aan bod kwam). Ook hij stierf nogal ongelukkig, (ver)dronken in een zwembad. En dan heb ik het dus nog niet gehad over de ‘beste’ acteur in de film, die in elk geval het meest uitgewerkte karakter speelt: Warren Oates. Hij speelt een heerlijke opportunist, die tal van lifters oppikt om wederom een quatschverhaal tegen op te hangen (één daarvan was een jongere Harry Dean – Paris, Texas, Lucky – Stanton, die een homoseksuele lifter speelt), maar die uiteindelijk vooral zelf spreekwoordelijk mee lijkt te willen liften op de ‘coolheid’ van stoere auto’s, want verstand heeft ie er totaal niet van. Al raakte hij mijn vrijgezelle ego wel toen hij stelde dat hij zich eigenlijk al lang had moeten settelen, maar dat ie bang was allang in een baan om de aarde geschoten te zijn (haha, in de film klinkt dat een stuk cooler).
Hellman werkte vóór Two-Lane Blacktop jarenlang voor B-film-held Roger Corman, en maakte ook meerdere films met Jack Nicholson. Ik schaam me wel lichtelijk dat zijn naam slechts een klein belletje deed rinkelen, maar hij was dus één van Quentin Tarantino’s grootste helden/voorbeelden. Zo groot zelfs, dat hij als uitvoerend producent meewerkte aan Reservoir Dogs..!
Final credits
Weet je, er zijn zoveel dingen over zo’n vette klassieker te vertellen, dat ik nog uren kan doortypen. Maar laat ik je ook vooral wijzen op het minimalistische van het verhaal, want als je veel plot en vette ontwikkelingen verwacht, dan kun je best teleurgesteld raken. Ik zat er echter vrijwel direct volledig in, en vond die ‘ingehouden’ sfeer die overal doorheen zit geweldig intrigerend. En de karakters zelfs behoorlijk inspirerend, vooral in de manier waarop zij de film dragen/maken. Two-Lane Blacktop is namelijk niet een film over een race, maar een film over opvallende, ongebruikelijke karakters, die zo ‘waar’ mogelijk worden neergezet. En dat zonder enige dramatische opsmuk, waardoor ze nu – al schrijvend met de muziek van Taylor op de achtergrond – nog altijd enorm ‘leven’ in m’n hoofd…