The Intruder (a.k.a. I Hate Your Guts – 1962)
Vanwege het recente overlijden van ‘The King of Cult’ Roger Corman en een veel te lang uitgestelde ‘cinefiel-film-avondje’, besloten we gisteravond een van ’s meesters belangrijkste (?) films te kijken. Met William – Star Trek – Shatner in niet alleen één van z’n eerste grote rollen, maar ook in een rol waarin je hem waarschijnlijk nóóit zou verwachten. En dat in een film met een boodschap die nu nog altijd über-urgent is, maar dan wel gebracht in een film die men nu waarschijnlijk überhaupt niet meer zou durven of kúnnen maken. Ik denk namelijk dat geen hedendaagse studio het racisme uit die tijd ooit nog zó terloops en alomtegenwoordig zou dúrven neerzetten als dat het hier gebeurt. Terwijl die alomtegenwoordigheid juist ‘besproken’ moet worden als je bij de essentie van het verhaal wilt komen. Roger en broer Gene waren zich toentertijd overigens ook al bewust van het controversiële van hun film (waardoor ze ‘m ook zelf moesten financieren), gezien de tagline op de Britse poster: “We have the courage to show it… Do you have the courage to see it?”
Het verhaal
Adam Cramer (Shatner) is een social reformer op weg naar een fictief klein stadje ergens in het conservatieve zuiden van Amerika. De film speelt zich ook af in de tijd dat ie uitgebracht is (wat het onderwerp dus extra beladen maakt), en dat is de tijd dat conservatief Amerika hun sneeuwvlokkerigheid toonde door snoeihard en -racistisch te strijden tegen integratie van zwarte en witte kinderen op scholen. Want precies dát is wat er na het weekend gaat gebeuren in de lokale basisschool van Caxton: de eerste tien zwarte leerlingen zullen dan lessen gaan volgen op de reguliere school. Cramer zegt voor de zogenaamde Patrick Henry Society te werken en eigenlijk vooral tegen die nieuwe integratiewet in te willen gaan. Hij blijkt een begenadigd spreker en weet de spanningen in het stadje dan ook goed te vergroten.
Tussendoor zien we hoe z’n racisme strijdt met z’n seksisme, in hoe hij de jonge winkelbediende Ella (Beverly Lunsford) verleidt, bevriend raakt met de lokale chapter van de KKK, maar ook hoe z’n buren in het hotel nogal luidruchtig zijn. En in z’n omgang (en confrontatie) met z’n buurvrouw en -man zitten een paar prachtige scènes, waarin Corman toont dramatisch echt véél meer te kunnen dan waar hij later beroemd mee werd (het bieden van kansen aan ‘jonge’ talenten als Coppola, Scorsese en mega-veel anderen). Langzaam begint Cramers façade namelijk af te brokkelen, waarbij zijn duidelijk ophitsende praktijken bij sommige ‘niet-bewuste racisten’ juist een bewustzijn creëert, waardoor ze ineens beseffen hier wél een keuze in te hebben. Waardoor dat ’te pijnlijk voor onze huidige gevoeligheden’-racisme dat ‘gewoon’ getoond wordt in de film, ineens net zo nuttig en/of noodzakelijk blijkt om te tonen, als dat het pijnlijk is om te aanschouwen…
Aan het licht brengen
Dat de maatschappij steeds gevoeliger lijkt te worden, dat merken we volgens mij allemaal wel. En daarover kan ik een genuanceerd essay schrijven van 100 kantjes, maar wat van die vele kantjes hier ‘belangrijk’ is, is dat je sommige dingen wel degelijk wél moet laten zien om er een punt over te kunnen maken. Als er nu een film over die tijd (jaren 50/60 van de vorige eeuw) gemaakt wordt, dan denk ik dat het “n-word” zoveel mogelijk vermeden wordt. Iets dat bij The Intruder dus absoluut niet het geval is. Het wordt hier gebezigd alsof je een brood bij de bakker bestelt, waaruit ik al vrij snel dacht te kunnen concluderen dat die mensen zich totaal niet bewust zijn van hoe lomp racistisch dat is. Het feit dat zwarte mensen er gewoon niet bij hoorden, dat was voor die witte Amerikanen vooral een gegeven. En een gegeven waarover ze eigenlijk helemaal nooit na hoefden te denken, als zijnde de overheersende klasse in de maatschappij.
Maar als er dan iemand voorbijkomt die hier stevig aan appelleert, maar daar uiteindelijk ook niet-oprechte motieven bij blijkt te hebben, dan lijken – voor sommigen althans – de gevolgen van zo’n letterlijke zwart-wit-houding ineens wél duidelijk te worden. En dat creëert dus een bewustzijn waardoor verandering op kán treden. Ook bij jou als kijker. Maar dan moeten makers het dus wel mogen en/of durven om zoiets zo pijnlijk hard te tonen. Waarbij bang zijn om iets verkeerds te zeggen of doen misschien wel minder pijnlijk is, maar in potentie dus ook lang niet zo effectief. En ik denk dat Corman zich daar dus ook 62 jaar geleden al volkomen bewust van was…
Cast & crew
William Shatner ís natuurlijk captain Kirk uit Star Trek. Maar voordat hij daar wereldberoemd mee werd, speelde hij dus deze meer dan opvallende rol als populist (avant-la-lettre?). Waarschijnlijk zouden zelfs nu weinig jonge acteurs zo’n controversiële rol aandurven, bang dat het een mogelijke vervolgcarrière kansloos maakt. Ik meende zelfs ergens te horen dat Shatner dit één van z’n beste rollen ooit vond, en als je puur naar z’n acteren kijkt, dan begrijp ik dat wel. De onzekerheid achter z’n karakter lijkt net zo overduidelijk als bij die voormalige Amerikaanse president waar je ‘m iets te makkelijk mee zou kunnen vergelijken, maar het is ook vooral dat Amerikaanse opportunisme van het goed kunnen praten/debatteren wat z’n charisma verhoogt. Maar de scénes met buurvrouw Vi (Jean – The Young and the Restless (tv) – Cooper) en Sam Griffin (Leo – Riot in Cell Block 11, My Name is Nobody – Gordon) tonen ook weer z’n gebreken, en daarmee z’n kwetsbaarheid. Verder viel vooral Gordon mij positief op, als een ogenschijnlijk sullige buurman die sociaal toch wel een stuk intelligenter blijkt dan goed is voor Cramers plannen…
Roger Corman liet hier Shatner voor ’t eerst een echte hoofdrol spelen, zoals hij dat eerder ook deed met acteurs als Charles – Machine-Gun Kelly – Bronson en Jack – The Little Shop of Horrors – Nicholson. Maar z’n invloed op cinema wordt het duidelijkst als je ziet hoeveel grote regisseurs vaak hun eerste echte break kregen in een film die Corman produceerde. Denk aan Francis Ford – Battle Beyond the Sun – Coppola, Nicolas – The Masque of the Red Death – Roeg, Martin – Boxcar Bertha – Scorsese, Curtis – The Dunwich Horror – Hanson, James – Battle Beyond the Stars – Cameron, Jonathan – Angels Hard as They Come – Demme en Ron – Grand Theft Auto – Howard, tegen wie Corman ooit zei: “If you do a good job on this film, you’ll never have to work for me again.“, wat natuurlijk mooi aantoont hoe hij zichzelf ook als ‘ingang’ of ‘opstapje’ zag. Maar met The Intruder toont Corman dus ook een dramatische aanleg, waarvan het misschien wel jammer is dat we die niet meer hebben gezien. Want regisseurs die zulke gewaagde onderwerpen zo ‘eerlijk’ en ‘mens-doorziend’ op film weten te vangen, die zijn vrij schaars…
Final credits
Met andere woorden: een beter ‘eerbetoon’ aan deze “Pope of Pop Cinema” en “Spiritual Godfather of the New Hollywood” hadden we mogelijk niet kunnen kiezen zondagavond. Fijn zeg, om 62 jaar later toe te moeten geven dat er ’toen’ dus al mensen zo scherp waren inzake (institutioneel) racisme, dat het kunstwerk dat ze daar toen over maakten, in 2024 mogelijk als té vrij, lomp en/of beledigend zou worden betiteld. Maar dat ongemak, waardoor sommigen zullen roepen dat je zoiets echt niet meer kunt zeggen, komt volgens mij vooral doordat Corman (of de bron, het boek van Charles Beaumont) misschien wel té eerlijk en/of confronterend laat zien wat voor sommigen (toentertijd) zó gewoon was, dat ze het nog eens niet door hadden.
Wat mij een mooie reden geeft om David Lynch eens aan te halen, die stelt dat je het duister het beste bestrijdt door er licht op te schijnen, door het in het zicht te zetten. En juist dát doet Corman hier…