Danny Collins (2015)
Als fijn en makkelijk tussendoortje is Danny Collins meer dan geslaagd. Snedige dialogen, een leuke bijna over-the-top maar zelfbewuste rol van Al Pacino en een sprankelende flirt met Annette Benings karakter maken van deze film een romcom-voor-senioren die zeker ook jongere stelletjes meer dan leuk vermaak biedt. Als je de film echter écht kritisch bekijkt, dan is er ook wel aardig wat aan te merken. Dat de film namelijk zó selfconscious is dat het soms als soort excuus/makkelijke uitvlucht aanvoelt, of dat er dialoog-technisch veel meer dramatische potentie in zat, terwijl het échte drama juist wat achterwege blijft. Deels is dat misschien juist realistisch/menselijk, maar als ik als kijker meer voel dan de karakters in de film, dan tast dat de geloofwaardigheid toch ook wel wat aan…
Het verhaal
Zeer losjes geïnspireerd op een brief, die John Lennon ooit schreef aan een muzikant die zich in een interview afvroeg of eventueel succes z’n tekstschrijfkwaliteiten zou aantasten, vertelt Danny Collins het verhaal van een Neil Diamond-/Tom Jones-/Guus Meeuwis-achtige artiest die ooit een paar hoopvolle hits had, maar zich daarna al (te) snel liet verleiden tot makkelijke meezingers. Door z’n sexappeal groeiden de voormalige pubermeisjesfans met hem mee, zodat Danny (Al Pacino) op z’n 65e (?) nog altijd optreedt voor volle zalen waar het publiek nog altijd wild van wordt. Voor Danny is het echter steeds lastiger om zich voor elke show weer op te laden, geïllustreerd door z’n drank- en coke-gebruik. Als z’n manager hem als verjaardagscadeau een brief geeft die Lennon ooit naar hem geschreven zou hebben naar aanleiding van een interview, maar die onderweg door een geldbelust iemand onderschept werd en dus nooit bij Danny aan kwam, beseft Danny dat hij z’n leven nu maar eens echt om moet gooien. Hij besluit z’n trophy wife met haar minnaar achter te laten en vertrekt naar een Hilton-hotel ergens in New Jersey. Daar flirt hij niet alleen direct met eerdergenoemd Annette Bening-karakter, maar het blijkt dat hij ook nog ergens een zoon heeft rondlopen. Deze Tom (Bobby Canavale) is inmiddels gelukkig getrouwd met Samantha (Jennifer Garner) en zelf vader van een leuke meid, maar hij heeft het z’n vader nooit vergeven dat deze z’n groupie-moeder ooit bezwangerde en daarna niets meer van zich liet horen. Wat natuurlijk ook de reden was dat hij z’n moeders achternaam aangenomen heeft. Was z’n pa wél in de picture gebleven, dan was z’n voornaam toch wel behoorlijk flauw/ongelukkig gekozen, want wie wil er nou hetzelfde heten als een bekende cocktail..?
Té zelfbewust?
Ja, de flauwheid van dat Tom Collins-grapje is wel een beetje typerend voor de toch iets té ‘zelfbewuste’ aard van het scenario. Goed om te horen dat Danny weet dat hij z’n verlossing niet kan kopen (wat ie natuurlijk wél probeert), en daarin voel je ook wel de link met het geweldige Crazy, Stupid, Love., wat ook door de hier debuterend regisseur Dan Fogelman is geschreven. Als in: het iets te zelfbewuste van delen van het scenario wordt zeker wel goed gemaakt door het overgrote deel van de andere dialogen hoor. Al voel je de onervarenheid van Fogelman als regisseur dus wel in het feit dat het dramatische gedeelte toch wel te underplayed wordt. Als Danny letterlijk zegt “…so I’m not thinking about killing myself every evening,” dan gaat de dialoog daarna gewoon verder alsof hij dat niet nou menen, terwijl zoiets op z’n minst toch wel wat fronsende wenkbrauwen op zou moeten leveren bij degene waar hij tegen zegt: z’n manager Frank (Christopher Plummer). Maar dat wordt dus gewoon wat te makkelijk genegeerd. En op dat vlak lijkt Danny Collins toch ook wel wat op die andere ‘grote’ film die Fogelman recentelijk schreef: Last Vegas.
Cast
Gelukkig voel je die onervarenheid van Fogelman als regisseur nergens in het acteerwerk. Dat Pacino (en Bening) niet echt een regisseur (meer) nodig heeft om z’n beste spel te laten zien is mogelijk niet zo verwonderlijk als je z’n geweldige filmografie kent, maar ook de kleinere rollen zijn leuk en goed ingevuld. Hierbij moet ik vooral denken aan de interactie met een paar van de personeelsleden van het hotel. Daarnaast moet ik toegeven dat ik normaliter vaak een lichte hekel heb aan Jennifer Garner, maar dat voelde ik hier geen enkel moment. Bobby Cannavale is zo’n te onbekende acteur waar ik eigenlijk al fan van ben sinds z’n rol in het prachtige The Station Agent, en ik heb hem volgens mij nog nooit betrapt op een ‘slechte’ rol. En waar Christopher Plummer niet zo geweldig past in z’n rol (de ‘mooie’ scènes doet ie geweldig, maar in de wat ‘hippe’ scènes zit z’n ouderdom teveel in de weg, wat in dezen niet functioneel is), daar wordt dat natuurlijk ruimschoots goedgemaakt door Pacino, met wie je direct redelijk goed meevoelt, juist omdat die zelfbeschermende façade zo overduidelijk aanwezig is.
Final credits
Ja, Danny Collins geeft me een beetje een dubbel gevoel. Direct na de film ‘bedankte’ ik ‘m voor het fijne escapisme en de leuke dialogen, alhoewel ik ook direct wel dacht dat dat zelfbewuste een beetje een cop out was. En als ik de film dan wat ‘dieper’ analyseer vóórdat ik een recensie schrijf, dan begint dat gevoel van over-zelfbewustzijn steeds sterker te worden. Ik zou overdrijven als ik Fogelmans volgende gedachte voorstel: “Ik weet dat dit mogelijk een wat flauwe manier is om het plot vlotter te trekken, maar door er een letterlijke grap over te maken kom ik daar wel mee weg, en hier en hier ook wel, toch?” Maar toch kwam die gedachte wel in me op.
De film is daarom niet helemaal in balans. Want terwijl het nummer, dat Danny zelf schrijft in de film, mij direct best wel goed raakte, had ik gedurende de gehele film graag wat meer drama gevoeld. Want als ik eerlijk ben, dan herinner ik ‘m na anderhalve week wel al wat minder.
Al is die herinnering wel ‘fijn zoet’…