On Body and Soul (a.k.a. Teströl és lélekröl – 2017)
Deze Hongaarse inzending voor de Oscars en recente winnaar van de Gouden Beer in Berlijn is zó subtiel genuanceerd dat de balans daardoor soms een beetje zoek lijkt. Dat ik daarom wat lastig in het verhaal kwam is eigenlijk het enige niet-positieve dat ik over dit prachtig menselijke en gelaagde droomsprookje kan typen. Naast ’t feit dat tere zieltjes mogelijk teveel (maar wel degelijk functioneel) contrast voelen tussen de puurheid van allesoverstijgende liefde en de grofheid van de setting: een koeienslachterij. Ik vond ‘m uiteindelijk echter prachtig, zeker toen ik naderhand hoorde dat de maniertjes waarop één van de hoofdkarakters met haar situatie tracht om te gaan, geen overdreven dramatisering van het Syndroom van Asperger is, maar juist bestaande therapie…
Het verhaal
Endre (Géza Morcsányi) is financieel directeur bij een grote koeienslachterij en verlamd aan één arm. Ooit schijnbaar een enorme player geniet hij behoorlijk wat aanzien in het bedrijf, terwijl in in z’n pauzes de huwelijkse strubbelingen van z’n vriend Jenö (Zoltán Schneider) moet aanhoren. Hij wordt dan ook graag afgeleid door het passeren van de nieuwe kwaliteitscontroleur Mária (Alexandra Borbély), die gruwelijk verlegen en in zichzelf gekeerd haar werk minutieus doet. Mária wordt direct voor de gek gehouden door lompe collega’s, maar dat heeft ze zelf maar amper door. Het zorgt er in elk geval wel voor dat Endre nog geïntrigeerder raakt, mogelijk wel omdat hij haar denkt te kunnen ‘helpen’? Of wordt Mária toch gewoon een volgende notch aan z’n belt..?
De film neemt een licht surrealistische maar prachtige wending als er wat ‘stierenviagra’ wordt gejat en Endre ervoor zorgt dat een psychologe wordt ingehuurd om te achterhalen wie achter de diefstal van dat potentieverhogende middel zit. Psychologe Klára (Réka Tenki) lijkt haar taak wat apart in te vullen – sowieso interessant om te zien hoe tussen verschillende culturen ook subtiele verschillen te vinden zijn qua seksuele beleving e.d., ook een duidelijk thema in deze film – maar dat wordt vrij snel overstemd door de enorm nuchter neergezette maar toch magische ontdekking dat Endre en Mária letterlijk hetzelfde dromen elke nacht. Langzaam maar zeker ontdekken ze dat ze in die droomwereld geheel ‘vrij’ contact kunnen maken, iets waar in het werkelijke leven enorm veel obstakels voor opgeworpen worden; al dan niet cultureel, sociaal of autismespectrum-technisch…
Prachtig gelaagd, met duidelijke ‘bovenuitsteker’
En hoe prachtig die droomconnectie ook uitgewerkt wordt, dat wordt wel allemaal op erg logische en herkenbare wijze gedaan. Dus zeker met voldoende en aanhoudende scepsis: het is knap hoe het prachtige droomidee ook net zo makkelijk als eng of onzinnig wordt afgedaan, iets wat de nuchtere reactie van velen zou zijn. Terwijl aan de andere kant zo’n idee ook enorm dichtbij aanvoelt, want is in onze dromen niet alles mogelijk, zeker als je ervoor durft te kiezen om erin te geloven? Iets wat in relatie tot Mária’s aandoening extra schoonheid oplevert, juist omdat zij al op zoveel vlakken die ‘rare’ menselijke sociaal-culturele en/of onzekerheidsobstakels niet kan bevatten. Maar al die ‘shit’ wordt overstemd door de pracht van pure liefde, wat overal bovenuit en/of doorheen lijkt te steken, of juist als basis onder alles ligt: zodra we alle bullshit los kunnen laten, dan pas vinden we de pure liefde (vooral in onszelf)? En dat levert dus een soort van droomsprookje op waarin twee verloren gewaande zielen wél contact kunnen maken. En in het contrast tussen droom en werkelijkheid, tussen ziel en lichaam, daarin vind je de mooie titelverklaring. Juist omdat ze in onze ‘werkelijkheid’ (het lichaam) zoveel problemen lijken te hebben, is het extra mooi om te zien hoe ze, als ze alles van zich afschudden en vrij zijn (de ziel), over het allermooiste kunnen dromen…
Cast & crew
Ik vroeg me gedurende de film wel af of Borbély, die Mária speelt, echt zó goed is, of dat ze zelf aan Asperger lijdt. Nu lijkt dat laatste niet het geval te zijn, en ook al zijn zulke rollen welkome probeersels (welke grote acteur heeft nooit iemand met een ‘aandoening’ willen spelen?), Borbély verdient dus alle credits. Ik hoopte tijdens de film zelfs dat haar poppenspel niet te ‘mooi gedramatiseerd’ was, iets wat aangeeft dat ik meer dan gemiddeld meeleefde. Morcsányi is overigens helemaal niet echt acteur, maar juist uitgever, vertaler, dramaturg en schrijver. Nu weet ik niet zeker of hij in werkelijkheid ook een verlamde arm heeft, en dat hij vanwege het functionele van die handicap een keer als acteur is gevraagd, maar dat hij een onderlegd dramaturg is, dat zie je wel aan z’n ‘rijke’ spel (zonder dat het té theatraal wordt ergens). Hij weet in één hoopvolle blik meer emotie te tonen dan menig acteur in een hele film.
Toen ik zojuist las dat deze film geschreven en geregisseerd is door een vrouw, voelde dat eigenlijk erg logisch. Zeker omdat één van de thema’s de manier is waarop mannen met vrouwen omgaan (in de Hongaarse cultuur), is het juist fijn om dat vanuit een vrouwelijke kant beschreven te zien. Dat maakt de rol van de psychologe ook ineens wat interessanter, omdat zij best wel wat onprofessioneel sexy over komt. Ik verwacht, dat als dat door een man verzonnen was, dat ik dan nooit geloofd had dat dit mogelijk wél zou kunnen. Daarnaast snijdt de film nergens bochten af om sneller bij een oplossing te komen (problemen a.s.a.p. oplossen lijkt een nogal mannelijke drang) en toont het juist enorm veel nuance in hoe wij ons als mensen tot elkaar verhouden, zonder dat dat ergens (zelfbewust) borstklopperig aangezet wordt. Daarnaast bevat de film een paar prachtige shots, vooral van de natuur en de droomherten daarin. Ik vroeg me overigens wel af of die herten animatronics waren, of dat de producenten een 2nd unit director voor zeer lange tijd de Hongaarse bossen in hebben gestuurd om zoveel shots te maken van twee herten dat ze uiteindelijk alles wel moesten hebben? Voor een film die verder als vrij low budget getypeerd mag worden verwacht ik namelijk geen geld voor dure ‘robot-dieren’, maar hun blikken leken wel af en toe té perfect.
Final credits
Dat de film niet helemaal in balans lijkt, dat komt grotendeels ook wel door de enorme hoeveelheid menselijkheid die er in de film zit. Vele herkenbare emoties zorgen voor zeer veel nuance, als je dat wilt zien. Dus terecht dat deze film in arthouses draait, want mainstream filmpubliek dat murw is gebeukt door Hollywoodstudio’s, dat wil waarschijnlijk sneller en duidelijker weten wat er met haar aan de hand is, en aan het eind ook een perfect conventionele afwikkeling. Ik voelde die drang ook wel hoor, dat ik snel wilde weten hoe het allemaal zat, maar uiteindelijk werkt zo’n film juist goed doordat alles op gepast tempo geopenbaard wordt. En dat leidt tot échte impact..!
En voor de dierenliefhebbers: de film eindigt met de ogenschijnlijke standaard “Er is dieren geen leed aangedaan tijdens het maken van deze film…“-melding, maar die blijkt toch wat eerlijker dan normaal te zijn. Net als de film eigenlijk menselijker én eerlijker dan ‘normaal’ is (whatever that may be)…