C’mon C’mon (2021)
Toen ik na afloop dacht: “Waarom heeft deze film geen Oscarnominaties ontvangen?“, antwoordde ik mezelf nog: “Mogelijk dat ie pas voor volgend jaar ‘eligible‘ is?“. Maar toen kwam ik er dus achter, dat deze prachtige viering van het leven gewoon volledig is overgeslagen door The Academy, terwijl hij wat mij betreft letterlijk alle nominaties van Beste Film-winnaar CODA wel had mogen krijgen. Want wát een prachtige film, geweldig (en wel origineel) scenario en voortreffelijke bijrol van de (nu) pas 13-jarige Woody Norman. Stiekem vond ik hem misschien wel Joaquin – Joker, You Were Never Really Here – Phoenix’ de spreekwoordelijke loef afsteken. Terwijl Phoenix extra klasse toont doordat hij een groot deel van de film unscripted heeft gevuld..!
Het verhaal
Johnny (Phoenix) is een radio- of podcastmaker, die voor een opdracht in een aantal Amerikaanse steden zo openhartig mogelijke interviews met kinderen afneemt. Hij vraagt ze naar hun dromen, hun kijk op de toekomst, en meer van dat soort vragen waarop de antwoorden je als volwassene kunnen doen verbazen. En ik dacht al, dat dit mogelijk wel eens échte interviews zouden kunnen zijn, en dat blijkt dus ook waar te zijn! Alle credits dus voor Johnny/Joaquin, in hoe hij die kids zo op hun gemak heeft gekregen…
Maar terug dan naar het ‘verzonnen’ verhaal van de film. Johnny blijkt namelijk een zus te hebben in Los Angeles. Deze Viv (Gaby – Crystal Fairy & the Magical Cactus, 13, Girls – Hoffmann) heeft echter niet alleen de voogdij over haar 9-jarige zoontje Jesse (Norman), maar voelt ook nog altijd (teveel?) verantwoordelijkheid voor haar ex-man, klassiek muzikant Paul (Scoot – Killing Them Softly, Frank, The Rover – McNairy), die door z’n verhuizing naar San Francisco in een soort psychose lijkt te zijn beland.
Omdat er tussen broer en zus nogal wat onverwerkte emoties en spijt aanwezig is, werpt Johnny zich op om even op Jesse te passen (zie still hierboven). Iets dat initieel maar voor een paar dagen zou zijn…
Reddingsmissie, alweer?
Ja, deze kop gebruikte ik ook voor het prachtige, Oscarwinnende Drive My Car, waarin twee tot elkaar veroordeelde karakters elkaar uiteindelijk ‘redden’ van iets onverwerkts. Nu is dat hier mogelijk een iets te groot woord, maar de manier waarop Jesse en Johnny tot elkaar komen door eerlijk tegen elkaar te zijn (en daardoor ook voor zichzelf dingen toe te moeten geven), dat maakt van C’mon C’mon een onmisbare film die voor iedereen die van het betere drama houdt en ‘iets met kinderen (of neefjes)’ heeft. En hoe dit daarnaast allemaal verweven is met het interviewen van die kinderen in achtereenvolgens Detroit, New York en New Orleans, dat ‘klopt’ gewoon allemaal prachtig. Misschien wel tekenend dat de hele zaal – die overigens schandalig leeg was – gedurende de gehele aftiteling bleef zitten, omdat daarin dus nog meer interviewmateriaal te horen is. En toen ik zojuist ontdekte, waarom deze film is opgedragen aan één van de geïnterviewde kids, schoten de tranen me – net als nu weer – wel weer even in m’n ogen.
Cast & crew
Joaquin Phoenix is in real life behoorlijk enigmatisch en/of ongrijpbaar. Heck, Casey Affleck heeft zelfs een ‘film’ – I’m Still Here – gemaakt over zijn beslissing om het acteren achter zich te laten, om het als rapper te gaan maken, waarvan volgens mij nog altijd niet bekend is hoe ‘echt’ dat was, of dat het toch één grote gein was. Dus toen hij aan regisseur Mike – Thumbsucker, Beginners – Mills voorstelde om de interviews voor de film zonder script te gaan houden, kan ik me voorstellen dat dit wel wat spanning opriep bij de regisseur. Maar het is dus juist Phoenix’ menselijkheid, waardoor je als kijker ook gewoon niet weet of de interviews nou door Johnny of door Joaquin zijn afgenomen. En toch vond ik dus dat Woody Norman hem naar de kroon stak, ook al is dat natuurlijk totaal geen ‘wedstrijd’. Zeker als je weet dat hij ook nog Brits is, en dat Amerikaanse accent dus ook volledig heeft aangeleerd. Maar hij speelt z’n rol dus zó goed, dat ik Johnny af en toe voor was met het gevoel een arm om hem heen te slaan. Verder is Hoffmann ook erg goed in haar (bij)rol als ontzettend eerlijke moeder (wat overigens ook de verdienste van de scenarist kan zijn), vond ik het heel gaaf om Scoot McNairy een keer in een écht serieuze (zij het mini-)rol te zien, en vond ik het ook gaaf om Jaboukie Young-White te herkennen, één van Trevor Noahs sidekicks bij The Daily Show.
Waarmee ik overigens vooral ook de American indie-vibe van de film én de waarschijnlijk geweldige reputatie van regisseur-scenarist Mike Mills wil tonen. C’mon C’mon lijkt namelijk – ondanks de meerdere ook geweldig in beeld gebrachte steden – best wel een ‘kleine’ film, waarbij de meeste acteurs zeker niet voor een fors salaris hebben meegedaan. Ik kende alleen Thumbsucker en Beginners van Mills, maar hij heeft dus schijnbaar ook erg hoge ogen gegooid met 20th Century Women (die ik nóg niet gezien heb). Zag zojuist dat hij in zeventien jaar ‘slechts’ deze vier films gemaakt heeft, naast wat videoclips (voor onder andere Moby) en documentaires (over onder andere de band Air). Maar dat (b)lijken dus ook allemaal topfilms te zijn…
Final credits
Ik kan nog uren doortypen om m’n enthousiasme over deze film er helemaal uit te gooien, maar jij weet allang wat je moet weten volgens mij (daarnaast krijg ik honger ;)). Oh ja, vergeet ik bijna te vermelden dat Mills het script ook nog heeft verrijkt met essays en teksten van andere schrijvers en kunstenaars, die perfect in het verhaal ingepast zijn. Waarmee C’mon C’mon dus van zichzelf ook een soort Gesamtkunstwerk is geworden (inclusief dus ook Joaquins mooie bijdrage, ‘buiten’ het acteren om).
Dus ja, dat deze film totaal over het hoofd is gezien door de Oscars (Woody Norman heeft wel een BAFTA-nominatie voor z’n rol gekregen), dat vind ik eigenlijk steeds belachelijker worden. Dus laat ik ophouden met typen, voordat ik daar cynisch over word…