Out of Darkness (2022)
Dé reden dat ik deze film wilde zien, was één woord in een IMDb-reactie over deze ‘prehistorische horrorfilm’ over vluchtelingen, gezet in een nogal ontoegankelijke setting. En met een redelijk ontoegankelijke pace. Al begrijp ik wel waarom de makers deze film ‘nu’ zo belangrijk vonden om te maken. Genomineerd voor een vijftal British Independent Film Awards (waarbij het de Douglas Hickox Award ‘verloor’ aan het prachtige Aftersun) moest ik bij het zien van deze film ook kort even aan Jonathan Glazers Oscarspeech denken (nadat ie won met The Zone of Interest), want hier is ‘ontmenselijking’ nog even een stapje verder doorgetrokken.
Overigens opvallend hoe sterk het vrij uitgeklede verhaal blijft hangen, ondanks dat ik de film initieel slechts “wel okay” vond. En ook al weet ik dat deze film zeker niet voor iedereen is, wil ik de film toch nóg een compliment maken: ik kan me namelijk best lastig voorstellen dat het ‘gewoon’ acteurs waren. Wat ook direct de reden is voor die enige wél verzilverde nominatie…
Het verhaal
Adem (Chuku Modu) leidt een groep prehistorische mensen over het water naar een nieuw land (een Schots eiland, zo’n 45.000 jaar geleden, meen ik). Onder hen z’n zoon Heron (Luna Mwezi), z’n zwangere vrouw Avé (Iola Evans), rechterhand Geirr (Kit Young) en ouder Odal (Arno Lüning). Onderweg hebben ze ook nog ‘buitenstaander’ Beyah (BIFA-winnaar Safia Oakley-Green) opgepikt, maar wat in een onverstaanbare voice-over – ze spreken een verzonnen taal – reeds verteld is: hoe meer zielen, hoe meer kans om als soort te overleven in dit nieuwe land.
En dat is makkelijker getypt dan gedaan, want al snel blijkt dat ze in de nacht (zie die titel) eerst alleen worden gadegeslagen door een mysterieus monster. Als de honger echter steeds harder toeslaat en Heron wordt gegrepen door het monster, gaat Adem als een malle op achtervolging de duistere bossen in. Dat loopt gruwelijk lomp af, waarna het (bij)geloof van Odal alleen maar groeit. Als een offering aan deze in zijn ogen ‘demon’ niet het gewenste gevolg heeft, begint de groep wel stevig uit te dunnen, en is het aan de veel stoerder dan verwachte Beyah om de spreekwoordelijke meubelen te redden. Al gebeurt dat niet zonder slag of verrassende twist…
The Origin of war?
De film had haar wereldpremière op het BFI London Film Festival, toen waarschijnlijk nog onder de originele titel The Origin. Doordat de film een vrij ‘karig’ verhaal lijkt te vertellen, gezet in een ontoegankelijke setting en tijdsperiode, en gesproken in een taal die voor iedereen ondertiteling vereist, moet je eigenlijk als filmliefhebber sowieso al waardering hebben voor het lef van de makers. Dit waren voor mij echter allemaal feitjes die ik pas tijdens of ná de film ontdekte.
Het woord dat ik overigens in m’n intro bedoelde (en wat mij dus direct geïnteresseerd maakte) is “wétiko“. Ik kwam het voor het eerst tegen in het geweldige boek Columbus and Other Cannibals, geschreven vanuit een Native American-blik op ‘ons’ westerlingen. De schrijver van dat boek gebruikt deze term (in sommige films/boeken ook geschreven als “windigo” of “wendigo”) om een ‘psychologisch kannibalismevirus’ te duiden, waaraan zij dus denken dat ‘wij’ en masse lijden. Een virus dat mensen ertoe aanzet om continu meer, meer, meer te willen, ten koste van anderen. Dat je dus als het ware ‘de ander’ opvreet voor je eigen gewin. Lijders aan dat virus werden in Native American-culturen heropgevoed of zelfs gedood, omdat ze een gevaar voor de gemeenschap vormden. In onze (patriarchaal christelijke) cultuur – er zit volgens de schrijver ook een link met ons ingebakken geloof in de erfzonde – worden deze lijders vooral leiders, want wij vereren deze mensen vaak omdat zij “de moeilijke beslissingen” kunnen nemen. Of ze zijn zo lomp overheersend, dat ze als “sterke leiders” nagelopen worden. De voorbeelden daarvan kun je zelf wel verzinnen, neem ik aan. Met veel moeite kan ik die wétiko-opmerking overigens wel plaatsen in de film, maar dan moet ik me dus toch wel ietwat in bochten wringen. Met andere woorden: ik begrijp dat het verhaal uitnodigt tot grootse uitspraken (zoals ook de kop boven deze alinea), maar ergens voelt dat wel een beetje vergezocht. Vandaar dat mijn eerste aantekening na het zien van de film – spoiler alertje – bestond uit “wel okay allegorie over vluchtelingen versus natives, en hoe ontmenselijking de basis van het kwaad is?” – einde spoiler alertje.
Cast & crew
Zoals ik al zei: ik zat zó ín hun wereld, dat ik de acteurs gewoon niet zag. Natuurlijk omdat ze ook een taal spreken die volledig verzonnen blijkt en “tola” wordt genoemd (van ‘the original language‘, schijnbaar een mix van Arabisch en Baskisch, speciaal voor deze film verzonnen). Iets dat het ook ‘lastiger’ maakt om het acteren echt goed te beoordelen. Waardoor het ook wel lichtelijk aanvoelt alsof je naar een documentaire kijkt. Terwijl de ‘bekendste’ acteur uit de film wel degelijk bijrolletjes had in drie afleveringen van Game of Thrones, acht afleveringen van The Peripheral (tv) én zelfs te zien schijnt te zijn geweest in Captain Marvel. Mogelijk dat ze deze Chuku Modu daarom de hoofdrol hebben gegeven. Want als je meer leest over het casting-proces, dan valt op dat ze vrij spontaan en/of flexibel zijn geweest qua casting. Zo wordt Adems zoon Heron gespeeld door Luna Mwezi, die als auditant haar (!) hoofd kaalschoor om deze 11-jarige jongen te spelen. Al was het dus Safia Oakley-Green die de enige van de vijf BIFA-nominaties wist te verzilveren (voor ‘Best Breakthrough Performance’, waarvoor ze dus het dochtertje uit Aftersun versloeg!!).
In een interview vertelde speelfilmdebuutregisseur Andrew Cumming dat het verhaal geschreven is tijdens de coronapandemie, en dat hij vooral wilde inhaken op hoe angst ervoor zorgde dat het onderlinge vertrouwen tussen mensen nogal wat klappen kreeg. In zijn ogen zou de film zich net zo goed in een (verre) post-apocalyptische toekomst af kunnen spelen, waarin mensen die moeten zien te overleven net zulke fouten maken als de prehistorische mensen in de uiteindelijke film. Een film die overigens slechts een strakke 87 minuten duurt, wat Cumming ertoe zette om in datzelfde interview zelfs een lichte sneer te geven aan ene Martin S., wiens laatste film zo’n 3,5 uur duurde. En dat tekent wel het opportunistische zelfvertrouwen van een debuterend maker, wat je arrogantie kunt noemen, maar bij mij inmiddels vooral “lefgozer!” oproept…
Final credits
Natuurlijk is de ‘ontoegankelijkheid’ van de film ook volledig inherent aan de gekozen tijd waarin het verhaal is gezet. Daarnaast moest ik tijdens dit schrijven een paar keer aan S. Craig Zahlers Bone Tomahawk denken. Overigens zeker niet enkel vanwege die mogelijk kannibalistische link. Ook in hoe “wilden” een veel te makkelijke (en gevaarlijke) manier is om ‘de ander’ weg te zetten. En dan wordt dit wederom zo’n film die beter lijkt te worden naarmate ik er meer over schrijf/nadenk. Al zit dit deels toch ook wel opgesloten in het feit dat ik door zulke films wat meer in m’n eigen hoofd rond ga dwalen en daar dan thema’s tegenkom die ík interessant vind, en die ik maar wat graag ‘overal’ op projecteer. Vind jij die thema’s de moeite van jouw energie niet waard, dan weet ik niet zeker hoe jij deze film zult beleven.
Weet in elk geval wel, dat het zeker niet de makkelijke en/of simpele monster-horror-film is die de marketeers je willen doen geloven…