Rio Bravo (1958)
De laatste weken heb ik meerdere western gekeken. Op één of andere manier trekt het genre me ineens en roept het ook fijne nostalgische gevoelens op, van de tijd dat ik de boeken van Arendsoog aardig verslond. Afgelopen zondag kon ik niet veel meer dan film kijken, maar met Rio Bravo kreeg ik misschien wel de beste western voorgeschoteld die ik ooit gezien heb. Damn!, wat een heerlijke combinatie van coolheid (John Wayne), onverwachte lekkernij (Angie Dickinson), ontwapenende komedie (Walter Brennan), sfeer én muziek (Dimitri Tiomkin, Dean Martin én Ricky Nelson). En dat, terwijl het verhaal eigenlijk net zo ‘klein’ is als bij High Noon…
In een reactie op m’n recensie van High Noon werd het al genoemd, en ik las het ook in Roger Eberts recensie van Rio Bravo: er was nogal wat animositeit tussen John Wayne en High Noon, omdat Wayne niet kon begrijpen dat een sheriff in een dorpje waar iedereen zo zwak (en on-Amerikaans) was, toch z’n hulp aan zou bieden, en beter gewoon weg had kunnen rijden met z’n vrouw. Hij zal de onderliggende kritiek op de zwakheid van de mens mogelijk niet zo duidelijk gezien hebben, en besloot met Howard Hawks een tegenfilm te maken, en dat werd Rio Bravo.
Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik op dit moment uit Rio Bravo nog niet een soortgelijke diepgang heb weten te destilleren als uit High Noon (mogelijk komt dat nog), maar als spannende en klassieke western is Rio Bravo inderdaad wel een stuk gaver.
John Wayne speelt sheriff John T. Chance in het mijnstadje Presidio, Texas. Z’n deputy Dude (Dean Martin) is na een slechte ervaring met een vrouw aan de drank gegaan, en omdat ze toen nog geen AA hadden, was ie een nogal makkelijk doelwit van bullies in de saloon. De film opent dan ook met een soort smeekbede voor wat drank/geld, wat resulteert in een vernedering en eindigt in moord. Sheriff Chance zit nu echter met een aardig probleem. Degene die nu in de lokale gevangenis zit is Joe Burdette, broer van de machtigste boer van het stadje. En een boer die ’t niet zo nauw neemt met the law, maar dat was in ’t wilde westen niet zo vreemd natuurlijk.
Wat volgt is een veel te rustige, en daardoor eery atmosfeer, waarin de sheriff en z’n deputies zich veilig achten in de gevangenis, met een geweerloop op Joe gericht (“He’ll be the first one to get it!“). Maar als ze buiten rondlopen, dan schuilt in elke schaduw een gevaar, zeker als Burdette gouden 50 dollar-muntstukken uit gaat delen aan mensen die z’n broer uit de gevangenis trachten te krijgen.
Natuurlijk zijn er diverse shoot-outs, waarvan vooral de laatste erg vet is. Toch moet de film het vooral van de rustige doch gespannen atmosfeer hebben, in combinatie met een aantal interessante karakters. Want ondanks m’n gaarheid (het feestje zaterdag was ’n mooie zonnige afsluiting van een niet-zonnige zomer) had ik geen enkel moment moeite om de 141 minuten uit te zitten. John Wayne speelt z’n rol als sheriff erg knap. Zoals hij zelf vaak zei: “I don’t act, I react”, en dat werkt in deze film erg goed. Hij is een beetje een vaderfiguur voor z’n deputies en de bewoners van het stadje, en door de autoriteit die hij uitstraalt lijkt het wel alsof elke discussie in de film een soort debat is om zijn goedkeuring te krijgen, of om hem in elk geval aan jouw kant te krijgen. Hij is als een onvermurwbare ‘baas’, die liefdevol, streng maar niet-oordelend over z’n mensen waakt. De manier waarop hij Dude helpt door ‘m niet te veroordelen, of de manier waarop hij Stumpy (Brennan) telkens weer letterlijk op z’n plek wijst, maar zelfs ook de manier waarop hij z’n liefde voor ‘Feathers’ (Angie Dickinson met ongelooflijke benen) uit, komen meer voort uit z’n aanwezigheid en body language, dan uit hetgeen hij zegt. En daarmee is hij misschien wel de beste personificatie van gezag die ik ooit in film gezien heb.
Natuurlijk is dat grotendeels terug te brengen naar Wayne’s presence, maar het is toch ook een sterk staaltje regie van Hawks…
Het laatste dat ik nog over deze geweldige western wil zeggen gaat over de muziek. De opening van de film is al erg sterk, maar dat wordt zeker versterkt door de sfeer die wordt opgeroepen door de traditionele western-instrumenten (helaas is mijn muzikale oor niet genoeg ontwikkeld om hier concreter te worden). Daarnaast opent de film met Dean Martin, in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw waarschijnlijk de grootste entertainer in de wereld. Tot ver in de film is hij vooral een zwetende zatlap, maar de aanwezigheid van Ricky Nelson als de jonge trigger happy “Colorado” deed in die tijd iedereen natuurlijk de hele film smachten naar een muzikaal intermezzo. En dat komt er ook, net voordat de final showdown plaatsvindt. Misschien komt het nu wat raar over, maar stel je voor dat twee van de grootste muzikale artiesten uit die tijd al meer dan anderhalf uur in een vrij ongewone omgeving (een western) rondlopen zonder te hebben gezongen. Toch dient het ook als een soort van ontspanning voor de mannen, net voordat ze een confrontatie met ongewisse afloop aangaan…
Mooi he! Als je toch een western-trip aan het houden bent, kijk dan meteen twee van de meest invloedrijke westerns: ‘The Searchers’ (1956/John Ford) en ‘The Man Who Shot Liberty Valance’ (1962/John Ford). Deze twee films zijn een soort anti-combo; zoals Eastwood’s ‘Unforgiven’ (1992) haaks staat op zijn oudere ‘High Plains Drifter’ (1972). En, on a different trip, check ook wat coole Spaghetti westerns, met name van Sergio Corbucci, Gianfranco Parolini, Gulio Petroni. Erg vet! Met name ‘Django’ (1966),’Sabata’ (1969), ‘Death Rides A Horse’ (1967). Zij hebben er belachelijk veel gemaakt (ik heb er een hoop). De mooiste western die ik onlangs heb gezien is ‘The Bravados’ (1958/Henry King): http://www.facebook.com/profile.php?id=1203007450#!/photo.php?fbid=1999723231730&set=a.1102461080737.2016395.1203007450&type=1&theater
-Fabe